Ernest de Groot gaf de aanwezigen een mooi inkijkje in hoe zaken binnen het waterschap veranderd zijn.
De lezing startte met het landschapstype waar we in Nederland en meer specifiek rondom de Peelvenen mee te maken hebben. Het waterschap gaat over de waterketen (drinkwater, reiniging, riool, etc) en over het watersysteem (beken, kanalen, rivieren, wadi's etc.). Hiervoor werkt het waterschap intensief samen met partners als de provincie (bevoegd gezag), gemeenten (ruimtelijke ordening), terreineigenaren (zoals ook natuursbeschermingsorganisaties) en de ZLTO.
Tot voor kort was ons watersysteem een afvoersysteem. Nu proberen we er een vasthoudsysteem van te maken. De kunst is om bovenstrooms te bufferen. Als je het water 1 of 2 dagen langer kan vasthouden heb je al heel veel gewonnen. De afgelopen zomer waren de effecten van de maatregelen die ondertussen genomen zijn al meetbaar. Het water was minder snel verdwenen dan in de hete zomers voor 2021. Veiligheid is hierbij natuurlijk ook belangrijk. In het kader van dijkversterking weten we nu bijvoorbeeld dat bloemrijke dijken sterker zijn dan begraasde dijken; kruidenrijk grasland wortelt namelijk twee keer zo diep als gras.
Maar niet alleen de kwantiteit is een uitdaging. De kwaliteit ook. We weten dat we te maken hebben met de kaderrichtlijn water. Het leggen van bijvoorbeeld stammetjes in sloten kan al heel veel doen voor de waterkwaliteit. Maar dit kan niet overal. Er worden ook duikers verhoogd en vismigratiemaatregelen genomen. Maar vooral ruimte maken voor een beek is belangrijk.
Klimaatverandering lijkt sneller te gaan dan we kunnen meten. Zo was 2021 geen nat jaar, het was een normaal jaar. Zowel mitigatie (fors terugdringen van de broeikasgassen) als adaptatie (beperken van wateroverlast, watertekort en hittestress) is belangrijk.
Voor de Aa is een watersysteemvisie opgesteld. Dit is nieuw voor het waterschap. Maaien, baggeren en stuwen, daar is men mee vertrouwd. Maar nu kijkt het waterschap naar het landschap. Iedere plek vereist een ander soort maatregelen.
Bij het beekherstel kijkt men naar zes s-sen: stroming, schaduw, structuur, substraat, stoffen en soorten.
Om straks te kunnen voldoen aan de kaderrrichtlijn water zijn de stromingscomponent en schaduw component vrij essentieel. Je wilt het een dynamisch beekdal. Soms wordt er even een klein pompje aan gezet zodat bepaalde vissoorten een droge periode net kunnen overleven. Dat het water de afgelopen zomer langer vastgehouden kon worden dan voorheen was nu al merkbaar.
Vervolgens werden verschillende projecten besproken om tot slot uit te komen bij de kleine Aa. In Brabant wordt hard gewerkt aan vier projecten die vastgelegd zijn in de watersysteemvisie. In Nederweert ligt het meest bovenstroomse deel. Dit is een klein maar dus belangrijk stuk. Dit moet nog worden opgepakt met het waterschap Limburg.
We gaan snel uitzoeken hoever we aan deze kant van de provinciegrens zijn!